
Jurisprudentie
AQ1953
Datum uitspraak2004-02-13
Datum gepubliceerd2004-08-20
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsGroningen
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 04/4884
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-08-20
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsGroningen
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 04/4884
Statusgepubliceerd
Indicatie
Uitzetting / discretionaire bevoegdheid.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat aanleiding bestaat verweerder te gelasten de uitzetting achterwege te laten tot uitspraak is gedaan in het verzoek om een voorlopige voorziening. Het belang van verzoeker om de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening in Nederland af te wachten prevaleert boven het belang van verweerder bij onmiddellijke verwijdering van verzoeker uit Nederland. De voorzieningenrechter is er niet van overtuigd dat de reactie van verweerder d.d. 21 november 2003 een adequate reactie is op het verzoek van verzoeker om gebruik te maken van de discretionaire bevoegdheid. De voorzieningenrechter plaatst op dit moment vraagtekens bij de houdbaarheid van deze reactie in het licht van de brief van verweerder aan de voorzitter van de Tweede Kamer inzake de schrijnende gevallen. Toewijzing verzoek.
Uitspraak
RECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Groningen
Vreemdelingenkamer
Voorzieningenrechter
regnr.: Awb 04/4884
UITSPRAAK
inzake: A,
geboren op [...]1981,
van Turkse nationaliteit,
IND dossiernummer: 9611.25.2138
verzoeker
gemachtigde mr. G. Later, advocate te 's-Gravenhage;
tegen: DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te 's-Gravenhage,
verweerder, gemachtigde mr. S. Michael, ambtenaar ten departemente.
PROCESVERLOOP
Bij beschikking van 3 maart 2003 heeft verweerder een namens verzoeker ingediend bezwaarschrift tegen de weigering van verweerder om hem in aanmerking te brengen voor een vergunning tot verblijf regulier onder de beperking "het feit dat na drie jaren niet onherroepelijk is beslist op een asielaanvraag" ongegrond verklaard.
Op 1 april 2003 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen deze beslissing.
Bij gelijkgedateerd schrijven heeft verzoeker zich tot verweerder gewend met het verzoek gebruik te maken van haar discretionaire bevoegdheid en hem een verblijfsvergunning te verlenen in verband met schrijnende omstandigheden.
Bij brief van 21 november 2003 heeft verweerder in reactie daarop meegedeeld geen ruimte aanwezig te achten om de zaak met betrekking tot de asielprocedure opnieuw te beoordelen. De brief van verzoeker wordt, blijkens verweerders reactie, betrokken bij de nog te nemen beslissing in de reguliere procedure.
Op 12 februari 2004 heeft verzoeker zich tot de voorzieningenrechter gericht en verzocht een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat uitzetting achterwege wordt gelaten tot op het bezwaar is beslist.
Op 13 februari 2004 heeft verzoekers advocaat de spoedeisendheid van het verzoek telefonisch toegelicht.
Verweerder is telefonisch in de gelegenheid gesteld op het verzoek te reageren. Verweerder heeft op 13 februari 2004 telefonisch aan de griffier van de rechtbank meegedeeld dat verzoeker zeer waarschijnlijk maandag 16 februari 2004 feitelijk wordt uitgezet naar Turkije.
OVERWEGINGEN
Aan de orde is de vraag of er aanleiding bestaat de uitzettingsbeslissing te schorsen en een daartoe strekkende voorlopige voorziening te treffen.
Een dergelijke voorziening kan op grond van artikel 8:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat wel aanleiding bestaat verweerder te gelasten de uitzetting achterwege te laten tot uitspraak is gedaan in het verzoek om een voorlopige voorziening. Het belang van verzoeker om de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening hier te lande af te wachten dient in casu te prevaleren boven het belang van verweerder bij onmiddellijke verwijdering van verzoeker uit Nederland.
De voorzieningenrechter is er -zeer voorlopig oordelend- niet van overtuigd dat de reactie van verweerder d.d. 21 november 2003 een adequate reactie is op het verzoek van verzoeker om gebruik te maken van meergenoemde discretionaire bevoegdheid. De voorzieningenrechter plaatst op dit moment vraagtekens bij de houdbaarheid van deze reactie in het licht van de brief van verweerder aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal d.d. 23 januari 2004 inzake de zogenoemde schrijnende gevallen.
De voorzieningenrechter zal daarom de navolgende voorlopige voorziening treffen en deze laten voortduren tot de schriftelijke beslissing van de voorzieningenrechter naar aanleiding van de op 20 februari 2004 te houden mondelinge behandeling van het onderhavige verzoek.
BESLISSING
De voorzieningenrechter,
1. verbiedt verweerder ver-zoeker uit Nederland te verwijderen tot uitspraak is gedaan op het verzoek om een voor-lopi-ge voorziening;
2. bepaalt de voortgezette behandeling van dit verzoek op vrijdag 20 februari 2004;
3. houdt iedere verdere beslissing aan;
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Agema en in het open-baar uit-ge-spro-ken op 13 februari 2004 in tegen-woordig-heid van mr. H.W. Wind als grif-fier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden: